Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o.

 

Artikel 6
1
Indien in een schoolgebouw terzake waarvan een vergoeding in de stichtingskosten wordt of is genoten, een of meer lokalen niet noodzakelijk zijn voor het onderwijs aan de in dat gebouw gehuisveste school, geven burgemeester en wethouders indien het een openbare school betreft eigener beweging, en geeft het schoolbestuur indien het een bijzondere school betreft op last van burgemeester en wethouders, dat lokaal of die lokalen in gebruik aan een door de gemeenteraad aangewezen openbare of bijzondere school. Als noodzakelijk voor de school wordt beschouwd een aantal lokalen, overeenkomend met het aantal leerkrachten met een volledige dagtaak die belast zijn met de leiding van een klas, alsmede die ruimten zonder welke het onderwijs aan de school niet op verantwoorde wijze voortgang kan vinden. Voor een school voor kleuteronderwijs wordt bovendien als noodzakelijk beschouwd het voor vergoeding in aanmerking komend aantal speellokalen, tenzij de school voor elke leerkracht met een volledige dagtaak reeds de beschikking heeft over een speel-werklokaal van ten minste 70 vierkante meter.
2
Voor zover een gymnastieklokaal terzake waarvan een vergoeding in de stichtingskosten wordt of is genoten, niet noodzakelijk is voor het onderwijs in lichamelijke oefening aan een school, geven burgemeester en wethouders indien het een openbare school betreft eigener beweging, en geeft het schoolbestuur indien het een bijzondere school betreft op last van burgemeester en wethouders, dat lokaal in medegebruik aan een door de gemeenteraad aangewezen openbare of bijzondere school.
3
Burgemeester en wethouders kunnen eigener beweging dan wel op verzoek van een van de schoolbesturen besluiten de last tot ingebruikgeving geheel of gedeeltelijk in te trekken indien en voor zover zich een wijziging voordoet in de omstandigheden die tot de last hebben geleid.
4
Alvorens een besluit te nemen als bedoeld in de vorige leden, treden burgemeester en wethouders in overleg met de betrokken schoolbesturen.
5
Tegen een besluit van burgemeester en wethouders, houdende last tot ingebruikgeving, intrekking van zodanige last, dan wel afwijzing van een verzoek tot intrekking van zodanige last, kan elk van de betrokken schoolbesturen binnen dertig dagen nadat de beslissing schriftelijk te hunner kennis is gebracht, in beroep komen bij Onze minister. Het beroep wordt ingediend bij de inspecteur die het, voorzien van zijn advies, aan Onze minister doet toekomen. Het beroep heeft opschortende werking.
6
Indien burgemeester en wethouders na weigering door de minister van een toestemming als bedoeld in artikel 3 of 4 niet in de noodzakelijke huisvesting van de bijzondere school voorzien, kan het schoolbestuur zich wenden tot Onze minister, en hem hieromtrent mededeling doen. Onze minister doet deze mededeling, vergezeld van zijn oordeel, toekomen aan Onze commissaris in de provincie.
7
Dit artikel is niet van toepassing op scholen, als bedoeld in de artikelen 62, 126 en 127 van de Kleuteronderwijswet, 84 en 205 van de Lager-onderwijswet 1920, en 184 van het Besluit buitengewoon onderwijs 1967.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •